[NL]
De vleugelslag van een vogel, als bij de grijze reiger, statig en langzaam, alles overziend, of soms vinnig en snel als de koolmees. Leen Van Tichelen (° 1981) ziet de beweging rond haar en in de beweging de stilstand, het moment van de blik. Die opeenvolgende momenten worden een werveling, een structuur, een stapeling, een systeem, uitmondend in pogingen die verklaringen worden. Een beeld ontstaat door een opeenvolging van handelingen, de bewegende hand, het oog dat wikt en weegt, de hersenen die oordelen en besluiten.
Het beeld ontstaat niet maar wordt gemaakt, opgebouwd uit momenten – in de materiële wereld worden dit stenen, houtblokken, grafietpunten, stoffen draden, verf –, vormt ze een geheel, de elementen worden niet herhaald maar gevarieerd waardoor de stilstaande structuur (bijvoorbeeld de vele varianten van BASE) in zich een beweging houdt, een werveling van verscheidene elementen die tot rust gekomen zijn. Er is geen chaos, de stapeling is beredeneerd. De naamgeving is hierbij belangrijk, BASE, duidt een horizontaliteit aan, en toch is het werk verticaal, gaat het de hoogte in, soms lijkt het te wankelen maar die indruk is vals, het werk staat stevig maar juist door die minieme afwijkingen komt er terug beweging in het beeld, nooit is men zeker.
Uit een werk ontstaat een ander werk, de ene tekening maakt de andere mogelijk, al zijn ze elk apart te beschouwen, ze vormen een geheel omdat in elk werk een schakel van de vorige en een verwijzing naar de volgende aanwezig is (zoals alle werken samen nodig zijn om een oeuvre te begrijpen). Een stap vraagt een volgende stap. Zo verandert het initiële beeld naar een ander en blijft het doorheen de reeks zichzelf en vanuit de serie anders. De reeks is een kernproces bij Leen Van Tichelen, (een stapeling, een bijeenbrengen, een uiteenrafelen, een vormen van patronen), omdat het artistieke werken ook een denken is. In het werk wordt gedacht, een gedachtegang ontwikkeld, zoals de taal het zegt: een gedachte ontvouwt zich. De werkwijze is beredeneerd, een denkproces, niet het toeval leidt de hand, de geest laat het toeval binnen, en dat toeval, als het al toeval is, wordt bemeesterd door de wil en de strengheid van de blik. Van Tichelen streeft naar evenwicht dat niet klassiek is; die verschuiving maakt het werk intrigerend, de blik van de kijker onzeker.
Er is rust in de beweging, een kalmte die een zelfbewuste zekerheid is – de werken verlangen niet de goedkeuring van de toeschouwer, ze zijn niet behaagziek, wel in zichzelf verzonken, ze weten wat ze waard zijn. Ze vatten in zichzelf het al: de orde en de chaos; de rust en de beweging; het enige en het vele, de koude en de warmte, het vreemde en het nabije.