[NL]
Is het tekeningenboek ‘resten van resten’ (Druksel, 2018) van Leen Van Tichelen een werkboek, een summum, een stalenboek, een catalogus? Het is dit alles.
De omslag bevat geen titel, een gehavend blad, een afgetrokken etiket, potloodlijnen, kleur, sneden van een cuttermes. Het boek opent en aan de linkerkant staat geschreven ‘resten van resten’, rechts een rode pagina waar doorheen het oorspronkelijke papier nog te zien is. Overblijfselen van overblijfselen, artefacten van artefacten – wat kunst is. Nabeelden. Een visuele uiting is een rest van wat geweest is; wat afgebeeld wordt (hetzij figuratief, hetzij abstract) is zelf een deel, of in een lucretiaanse betekenis, een verzameling atomen van een groter geheel. Het meubelstuk is de rest van een boom; het plastic van een chemisch proces; een mens van zijn verleden. Weten dat we resten zijn en dat we daarmee omringd zijn, creëert een zacht kader, niet de wereld is dit van het geweld en de carrière, wel van een bescheidenheid, die nochtans niet de ambitie belet.
De vormen die in dit boek geëxploreerd en ontwikkeld worden, kunnen naar een werkelijkheid verwijzen maar hoeven niet zo begrepen te worden. Ze zijn autonoom omdat ze een onderliggende beweging tonen. Soms wordt een apart element, een onderdeel (of ‘een rest’) op de pagina getekend, maar nooit staat het op zichzelf, er is een verband met een reeks, en met de reeks die het boek is. De serie, een herhaling van vormen, is in dit boek geen stapeling maar een beweging, steeds verticaal, soms gebogen. Niet enkel de lijn, ook de reeks vormt een boog, een sinus. De vormen zijn gesloten, hebben daardoor een harde kern, dit wordt nog benadrukt door de stevige potloodlijnen en ‑arceringen. Ze zijn bewerkt, tonen daarmee de tijd die havent en slijt. De materiële uitvoering van het boek volgt ‘dit leven’ (dat steeds beweging is), er is geen poging ondernomen om de bladen ‘op te frissen’. Het werkproces is een essentieel onderdeel van het werk, het boek toont daarmee de beweging van het denken. Is handeling.
Het ritme van het boek is belangrijk, al zijn de tekeningen niet noodzakelijk in deze volgorde gemaakt. Een vorm roept een andere vorm op, verder in het boek worden thema’s terug opgenomen en uitgewerkt. Er zijn herhalingen die echo’s zijn en een andere weg opgaan. Er is een ritme doorheen het boek, naast het ritme van elk blad, dat door de verticaliteit van het boek, de hoogte lijkt in te gaan – de ruggengraat als de basisstructuur. Dit hangt samen met de tweede beweging, die van het bouwen, het stapelen, het samenvoegen. Beweging wordt wording. De structuren zijn historisch, geworteld in de aardlagen, ademend in de geesten.