[NL]
Een nieuw beleid in het Museum van Deinze en de Leiestreek, een beter beleid en de eerste grote, thematische tentoonstelling over een werk van Raoul De Keyser bewees dat. Er komt binnenkort een tentoonstelling over Jozef Cantré, de verbannene, de verzwegene in zijn ‘thuisstad’, of hoe een klein museum de grote steken van de grote musea vult, en dat is het 2de bewijs. Een 3de was de tentoonstelling van Leen Van Tichelen. Een grote installatie in het midden van de zaal en daarnaast een reeks tekeningen die het vallen, de vlucht, het luchtbewegen verbeelden. Daarmee is een kenmerk van haar werk gezegd: de beweging, het zinderen van leven, het verbinden. In haar installaties ‘verbindt’ ze houten palen met houten textieldraden, daarmee een zorgende attitude verbeeldend maar ook een esthetische dimensie toevoegend, wat dus weer een zorgende attitude is. Er is een ritmiek die betovert – ritme, alweer beweging.
De reeks tekeningen kreeg een titel, ‘Ten birds falling down in four different ways’, 40 prenten samen. De neerslag hiervan vindt een nest in een kunstenaarsboek met dezelfde titel, een oplage van 40 genummerde een gesigneerde exemplaren. Het woord ‘vallen’ uit de titel kan duiden op een dramatisch element (hoogmoed, falen, sterven) maar kan hier op een sierlijker, natuurlijker manier begrepen worden: op de stromen van de wind laten vogels zich vallen om verder te kunnen vliegen. Het vallen is intelligentie, zoals een judoka meegaat met de tegenstander tot op het punt waar hij de ander kan vloeren. Het vallen kan ook een spel zijn, de sensatie van een versnelde beweging.
Het tekenwerk van Van Tichelen is consciëntieus, geduldig, doet soms denken aan kantwerk of aan dat oude handwerk waar draden rond nagels gewonden worden. Toch zijn het echte tekeningen, dus lijnen die getrokken worden, en daardoor een patroon vormen. De herhaling is een ander constitutief element waardoor de tekeningen in plaats van beweging plots stilstand evoceren, we zien immers een meditatieve hand aan het werk, een mechanische herhaling die verder reikt dan wat op het papier te zien is – de beweging suggererend, een gedachtenvlucht – ach daarom zijn vogels goddelijke dieren.
De tekeningen suggereren de lichtheid van veren – perspectief heeft hier niets mee te maken: het gaat om de manier van tekenen (hoe de hand het potlood op een lichte, oppervlakkige manier vasthoudt) en de richting die de tekening uitgaat: alsof een zachte bries het dons laat rechtstaan.
De tekeningen zijn niet figuratief; we zien geen arend, geen meeuw, geen lepelaar. Ze suggereren vleugels, tonen het vallen zelf (zijn zowel het ding als de handeling zelf en het resultaat van die handeling: beweging) en kunnen bovendien gelezen worden als wiskundige structuren. In sommige tekeningen is de ‘vleugel’ slechts in een hoek te zien en blijft het blad verder leeg: ook daardoor wordt beweging getoond én dynamisch gemaakt.
De lijnen vormen een netwerk, zijn als geweven en vormen aldus een metafoor voor het leven zelf: de beweging, steeds weer, of we het leven nu als een cirkel of als een lijn (opgaand-neergaand: naargelang) zien. Het is een verdergaan en een verder gaan.
De editie van ‘Ten birds falling down in four different ways’ is een buitengewone realisatie. De omslag is letterlijk een omslag, daarop is een stempel aangebracht met de titel en het jaartal. Het binnenwerk is dan uiteraard los toegevoegd. Het papier is bijzonder licht, tactiel delicaat, doorschijnend waardoor je een indruk krijgt van wat komen gaat. De bladen van zijdepapier bevatten een afdruk van de tekeningen, er is een subtiele rand overgehouden. Door de lichtheid van het papier wordt de beweging duidelijk gemaakt (het papier moet altijd een ‘luchtzak’ overbruggen), maar bovendien laat dit papier ook een aangenaam geluid horen, waardoor de beweging hoorbaar is. Doordat we een volgende tekening reeds zien, ervaren we de overgang, het bewegen van de ene toestand naar de andere. Zo komen vorm en inhoud op een perfecte manier bij elkaar. Dat er nog sporen van het handmatige maken van het boek aanwezig zijn, maakt het geheel nog veel aantrekkelijker en charmanter, niet omwille van ‘het falen’, wel van het levende.