Leen Van Tichelen

Ten birds falling down in four different ways

2017
NL
READ ↓

[NL]

Een nieuw beleid in het Museum van Deinze en de Leiestreek, een beter beleid en de eer­ste gro­te, the­ma­ti­sche ten­toon­stel­ling over een werk van Raoul De Keyser bewees dat. Er komt bin­nen­kort een ten­toon­stel­ling over Jozef Cantré, de ver­ban­ne­ne, de ver­zwe­ge­ne in zijn thuis­stad’, of hoe een klein muse­um de gro­te ste­ken van de gro­te musea vult, en dat is het 2de bewijs. Een 3de was de ten­toon­stel­ling van Leen Van Tichelen. Een gro­te instal­la­tie in het mid­den van de zaal en daar­naast een reeks teke­nin­gen die het val­len, de vlucht, het lucht­be­we­gen ver­beel­den. Daarmee is een ken­merk van haar werk gezegd: de bewe­ging, het zin­de­ren van leven, het ver­bin­den. In haar instal­la­ties ver­bindt’ ze hou­ten palen met hou­ten tex­tiel­dra­den, daar­mee een zor­gen­de atti­tu­de ver­beel­dend maar ook een esthe­ti­sche dimen­sie toe­voe­gend, wat dus weer een zor­gen­de atti­tu­de is. Er is een rit­miek die beto­vert – rit­me, alweer bewe­ging.
De reeks teke­nin­gen kreeg een titel, Ten bir­ds fal­ling down in four dif­fe­rent ways’, 40 pren­ten samen. De neer­slag hier­van vindt een nest in een kun­ste­naars­boek met dezelf­de titel, een opla­ge van 40 genum­mer­de een gesig­neer­de exem­pla­ren. Het woord val­len’ uit de titel kan dui­den op een dra­ma­tisch ele­ment (hoog­moed, falen, ster­ven) maar kan hier op een sier­lij­ker, natuur­lij­ker manier begre­pen wor­den: op de stro­men van de wind laten vogels zich val­len om ver­der te kun­nen vlie­gen. Het val­len is intel­li­gen­tie, zoals een judo­ka mee­gaat met de tegen­stan­der tot op het punt waar hij de ander kan vloe­ren. Het val­len kan ook een spel zijn, de sen­sa­tie van een ver­snel­de bewe­ging.
Het teken­werk van Van Tichelen is con­sci­ën­ti­eus, gedul­dig, doet soms den­ken aan kant­werk of aan dat oude hand­werk waar dra­den rond nagels gewon­den wor­den. Toch zijn het ech­te teke­nin­gen, dus lij­nen die getrok­ken wor­den, en daar­door een patroon vor­men. De her­ha­ling is een ander con­sti­tu­tief ele­ment waar­door de teke­nin­gen in plaats van bewe­ging plots stil­stand evo­ce­ren, we zien immers een medi­ta­tie­ve hand aan het werk, een mecha­ni­sche her­ha­ling die ver­der reikt dan wat op het papier te zien is – de bewe­ging sug­ge­re­rend, een gedach­ten­vlucht – ach daar­om zijn vogels god­de­lij­ke die­ren.
De teke­nin­gen sug­ge­re­ren de licht­heid van veren – per­spec­tief heeft hier niets mee te maken: het gaat om de manier van teke­nen (hoe de hand het pot­lood op een lich­te, opper­vlak­ki­ge manier vast­houdt) en de rich­ting die de teke­ning uit­gaat: als­of een zach­te bries het dons laat recht­staan.
De teke­nin­gen zijn niet figu­ra­tief; we zien geen arend, geen meeuw, geen lepe­laar. Ze sug­ge­re­ren vleu­gels, tonen het val­len zelf (zijn zowel het ding als de han­de­ling zelf en het resul­taat van die han­de­ling: bewe­ging) en kun­nen boven­dien gele­zen wor­den als wis­kun­di­ge struc­tu­ren. In som­mi­ge teke­nin­gen is de vleu­gel’ slechts in een hoek te zien en blijft het blad ver­der leeg: ook daar­door wordt bewe­ging getoond én dyna­misch gemaakt.
De lij­nen vor­men een net­werk, zijn als gewe­ven en vor­men aldus een meta­foor voor het leven zelf: de bewe­ging, steeds weer, of we het leven nu als een cir­kel of als een lijn (opgaand-neer­gaand: naar­ge­lang) zien. Het is een ver­der­gaan en een ver­der gaan.
De edi­tie van Ten bir­ds fal­ling down in four dif­fe­rent ways’ is een bui­ten­ge­wo­ne rea­li­sa­tie. De omslag is let­ter­lijk een omslag, daar­op is een stem­pel aan­ge­bracht met de titel en het jaar­tal. Het bin­nen­werk is dan uiter­aard los toe­ge­voegd. Het papier is bij­zon­der licht, tac­tiel deli­caat, door­schij­nend waar­door je een indruk krijgt van wat komen gaat. De bla­den van zij­de­pa­pier bevat­ten een afdruk van de teke­nin­gen, er is een sub­tie­le rand over­ge­hou­den. Door de licht­heid van het papier wordt de bewe­ging dui­de­lijk gemaakt (het papier moet altijd een lucht­zak’ over­brug­gen), maar boven­dien laat dit papier ook een aan­ge­naam geluid horen, waar­door de bewe­ging hoor­baar is. Doordat we een vol­gen­de teke­ning reeds zien, erva­ren we de over­gang, het bewe­gen van de ene toe­stand naar de ande­re. Zo komen vorm en inhoud op een per­fec­te manier bij elkaar. Dat er nog spo­ren van het hand­ma­ti­ge maken van het boek aan­we­zig zijn, maakt het geheel nog veel aan­trek­ke­lij­ker en char­man­ter, niet omwil­le van het falen’, wel van het levende.


© Johan Velter