[NL]
Museum van Deinze en de Leiestreek
23 juni‑3 september 2017
“Dit is waarschijnlijk het geheim: denken kwam er volstrekt niet aan te pas, enkel was er altijd maar
en zonder aarzeling de dringende gewaarwording dat, wat ze je ook proberen wijs te maken,
dingen niet noodzakelijkerwijze zijn zoals je wordt geleerd. Er is zoveel meer mogelijk.
Altijd en op elk gebied. Wij moeten het daarom wel zonder na te denken doen, dat ene wat zij
geen van allen in ons zien, dat ongekende.”
Arthur Japin, ‘De gevleugelde’
Een buitenwereld die overladen is met al te vaak negatieve berichten en beelden vraagt om een catharsis, een esthetische loutering. Uit deze realiteit filtert Leen Van Tichelen (1981) met grote gevoeligheid een persoonlijk verhaal dat ze ontleedt volgens haar eigen abstracte codes. De kunstenaar gaat aan de slag met delicate bouwstenen: papier, textiel, hout. Een nobele ambacht schuilt in deze materialen, die door de natuur geproduceerd maar door de mens bewerkt zijn. De onbevangen combinatie van houten latten, snippers, kopspelden en lappen stof leidt tot verrassende resultaten. Zowel de werken op papier — soms ingekaderd, soms rechtstreeks op de muur bevestigd — alsook de sculpturale installaties verschijnen op organische wijze in de ruimte, haast als wezens of bezielde voorwerpen die hun vleugels uitslaan en een eigen leven gaan leiden.Van Tichelen verknipt en assembleert aldus een geheel eigen universum.
In Van Tichelens artistieke praktijk staat het zoeken gelijk aan het maken. De vormelijke experimenten komen tot stand in reeksen, een naarstig spel van toevoegen, stapelen en verbinden. De kunstenaar gaat op zoek naar structuren en patronen die ze zelf schept of vindt, en vervolgens isoleert of kopieert. Vaak recycleert ze er stukken van in nieuwe werken, waardoor elk kunstwerk in directe verbinding staat met het vorige en het volgende. Van Tichelen verhoudt zich op dezelfde manier tot de tentoonstellingsruimte als tot haar atelier. Via in situ ingrepen gaat ze een directe dialoog aan met de mogelijkheden en beperkingen van de ruimte, waardoor de objecten soms minimaal en bescheiden zijn, maar steeds vaker omvangrijke proporties aannemen.
Zo ook palmt Van Tichelen in het Museum van Deinze en de Leiestreek een volledige zaal in, van muur tot muur, van de vloer tot aan het plafond. De afmetingen van de voormalige erfgoedzaal worden geijkt door een van onder tot boven opgespannen houten structuur die vanuit de grond lijkt op te rijzen tot een onbuigzame ruggengraat. De ruimtevullende installatie gaat de confrontatie aan met de context van het museum met haar labyrintische zalen en de welomlijnde collectie Leieschilders. Aan de houten structuur bevestigt Van Tichelen een groot aantal lappen en stroken van de voormalige vloerbedekking uit haar atelier, die ze recupereert als een nieuwe huid, nauwkeurig aan elkaar gezet met lange stukken tape. De installatie refereert aan een schilderdoek gemonteerd op een houten raamwerk. Van Tichelen lijkt in een grandioze beweging de grond te verheffen tot een groot, glanzend schilderij dat de feitelijke sporen draagt van haar creatie.
V L U C H T is het resultaat van een terugkeer naar de symbolische, maar ook feitelijke basis van haar werk: in de flarden stucloper komen echo’s terug van het werk dat ze de voorbije vijf jaar produceerde. Onderweg vervaardigde de kunstenaar collages en installaties, en ontmantelde ze deze vaak terug, om vervolgens de onderdelen te recuperen, te verzamelen en te bewaren. Deze installatie brengt al deze vormelijke en inhoudelijke producten samen, waardoor V L U C H T nog het meest doet denken aan een meer-dan-levensgrote driedimensionale collage van ideeën en verhalen. De installatie richt zich op, majestueus en kordaat, om de vleugels uit te slaan naar de onmetelijke einder buiten. Maar V L U C H T hangt, in haar kwetsbaarheid, nog steeds gevangen in haar eigen structuur, verankerd aan de grond. Deze vlucht is een ontsnapping, en refereert tegelijk aan de spanwijdte tussen de twee uiterste punten van de vleugels van een vogel — het losbreken uit de ketens, het summum van vrijheid.
De installatie biedt in een groot gebaar een weerwoord aan Ten birds falling down in four different ways, een reeks bestaande uit 40 ingekaderde papieren collages. Van Tichelen verkent hierin de vorm van tien verschillende vogels in vier wisselende neerwaartse bewegingen. De vogel stijgt op maar valt terug neer — bewust of onbewust, steeds onder invloed van externe krachten die hem trekken of duwen. Van Tichelen vertaalt haar eigen ervaring van de werkelijkheid als een eindeloze strijd, een weg vol hindernissen maar steeds met een duidelijk doel voor ogen: almaar hoger klimmen om uiteindelijk uit haar voegen te barsten en los te breken.
Ter gelegenheid van deze tentoonstelling creëerde Leen Van Tichelen twee multipels, een verderzetting van de eerdere editie Ten birds falling down in four different ways. In een totaal van twee keer tien exemplaren experimenteert Van Tichelen met twee valbewegingen, vergelijkbaar met de vormelijke observaties van zowel de installatie als de reeks collages. De multipels worden gepresenteerd in de vitrinekast aan de inkomhal van het museum. Ze zijn zijn verkrijgbaar bij de kunstenaar, die via het museum gecontacteerd kan worden.